Er is een kindje geboren, bij u, in uw familie, in uw kennissenkring. Nieuw leven dient zich aan. Negen maanden lang is naar dit kind uitgekeken. Maanden vol verwachting, maanden waarin van alles is gebeurd, fijne momenten, spannende ogenblikken. Soms ook tijden vol onzekerheid. Maar nu: vreugde, vervulde verwachting.
Het kind is er, midden tussen de mensen. Afhankelijk van de zorg van moeder, vader, van allen die deze baby omringen. En toch heeft dit kind al een totaal eigen leven. Wat zal ermee gebeuren? Hoe zal het zich ontwikkelen? Welke toekomst is er voor dit kind weggelegd? "Het beste willen we het meegeven...", wordt er gezegd. Wat is "het beste"?
Vieren als begin
Een nieuwe mens is ontvangen, tot leven gebracht. De geloofstraditie zegt: ieder leven komt van God: in God ligt een stroom van nieuw leven open.
Zoals op alle belangrijke momenten van het leven wil je ook bij gelegenheid van de geboorte van een kind feestvieren. De christelijke traditie heeft voor deze belangrijke gebeurtenis een eigen liturgie: gebaren, woorden, gebeden en liederen, water en olie. Gelovigen komen samen rond het Woord van God. Zij willen hun bestaan vieren, God en elkaar ontmoeten. Ze ontvangen richting voor hun levensweg.
Aan het begin van een nieuw leven mag je iets vieren, er hoeft niets. Niemand is verplicht zijn of haar kind te laten dopen. De kerk biedt het doopsel aan, de ouders zijn vrij om er wel of niet op in te gaan. Maar als er geen enkele verplichting is om het doopsel te ontvangen dan heeft de kerk ook het recht om enkele -summiere- voorwaarden te stellen.
Uit dit alles blijkt al dat het doopsel van een kind niet een privé-aangelegenheid is waarbij de kerk slechts een voorganger 'levert'. Bij het doopsel is er altijd sprake van opname in de Kerk. Wij allen doen iets aan dit kind, in Jezus Christus. Het klinkt wel plechtig, maar daar komt het wel op neer.
We doen iets aan dit kind: het kind zelf heeft er niet voor gekozen. Zijn ouders kiezen zoals ze in de kinderjaren zoveel keuzes voor hem/haar zullen maken. Deze ouders willen het beste voor hun kind en daarom ook hun vraag naar het doopsel.
In Jezus Christus: we doen iets aan dit kind niet in eigen naam of uit eigen verdienste, neen, we willen dit kind enten op de rijke geloofsstroom die komt van Jezus van Nazareth, de Messias, de Christus. Hij heeft in zijn leven laten zien wat waarachtig leven is in liefde, trouw, vergevingsgezindheid en solidariteit met mensen. En Hij wil over dit kind zij Geest brengen en die van zijn Vader.
De vraag naar de doop
Wat vraag je dan? Nieuw leven voor het kind dat pas het levenslicht aanschouwd heeft? Dat het een kind van God wordt, terwijl het ook helemaal het kind van zijn ouders is? Opname in de grote geloofsgemeenschap van de kerk, terwijl het nog nauwelijks de grote wereld aan kan?
De vraag naar de doop heeft veel te maken met de levensinstelling van zijn ouders, met de wijze waarop zij met elkaar door het leven gaan. Iedere dag maak je -soms bewust en meestal onbewust- keuzes die de richting van je leven bepalen. De vraag naar de doop van een kind staat niet los van eigen levenskeuzes. Met de vraag naar de doop zeggen de ouders iets van hun eigen relatie.
(Uit: Doopsel waarom? werkgroep voor Liturgie, Heeswijk)